Na een jarenlang proces is de Wet toekomst pensioenen per 1 juli 2023 officieel ingegaan. Sociale partners en het bestuur van PPF APG zijn in 2021 al begonnen met de voorbereidingen om ons fonds klaar te maken voor het vernieuwde pensioenstelsel. Er moeten veel belangrijke keuzes worden gemaakt. FNV, De Unie, VCPS en DOOR zijn samen met APG tot onderstaand onderhandelresultaat gekomen. De vakbonden leggen dit resultaat voor tijdens de ledenraadpleging.
Het vernieuwde pensioenstelsel kent op hoofdlijnen 2 soorten contracten: de solidaire premieregeling en de flexibele premieregeling. Er zijn verschillen tussen de 2 regelingen op verschillende vlakken:
Sociale partners hebben gekozen voor de solidaire premieregeling vanuit de overtuiging dat risico’s en rendementen tijdens de pensioenopbouw en in de uitkeringsfase in voor- en tegenspoed met elkaar gedragen moeten worden. Dit geldt voor onze (ex)medewerkers en gepensioneerden.
Sociale partners hebben gekozen voor de transitiedatum van 1 januari 2025. Daarbij is besloten bestaande pensioenaanspraken en – rechten in te varen in het vernieuwde pensioenstelsel. Hoe sneller de transitie plaatsvindt, hoe eerder deelnemers en gepensioneerden kunnen profiteren van de voordelen van de nieuwe regels voor pensioen. Ook is er op dit moment sprake van een relatief hoge dekkingsgraad. Dit is gunstig bij het invaren naar het vernieuwde pensioenstelsel.
Sociale partners hebben afgesproken de huidige pensioenregeling over te hevelen naar het vernieuwde pensioenstelsel (dit noemen we een AS-IS transitie). Dit betekent dat alle pensioenaanspraken en ingegane pensioenuitkeringen worden ingevaren en waar mogelijk aansluiten bij de huidige pensioenregeling.
In het vernieuwde pensioenstelsel blijft er sprake van collectief beleggen en van risico’s solidair delen. Wat wel verandert, is dat alle deelnemers een eigen ‘persoonlijk pensioenvermogen’ krijgen. Dit persoonlijk pensioenvermogen krijgt elke maand rendement toebedeeld en beweegt mee met de stand van de economie. Er is geen dekkingsgraad meer. Wel blijven er collectieve reserves om risico’s met elkaar te delen. Alle huidige pensioenaanspraken en -uitkeringen verhuizen mee naar het vernieuwde pensioenstelsel en worden omgezet in een persoonlijk pensioenvermogen.
Over de ambitie en regeling is het volgende overeengekomen:
1. Premie. Uitgangspunt voor de nieuwe pensioenregeling is dezelfde premie als voor de huidige pensioenregeling. De huidige pensioenpremie is gesteld op 27% van de pensioengrondslag. Het afgesproken premieplafond blijft conform huidige CAO 29,5% van de pensioengrondslag.
2. Pensioendoel. Een minimaal pensioendoel van 55% van de laatste pensioengrondslag (70% laatst verdiende loon inclusief AOW) en een minimale haalbaarheidskans van 65% hierop. Dit pensioendoel en de haalbaarheidskans sluiten aan bij de huidige ambitie en kans hierop van onze pensioenregeling.
3. Inhoud pensioenregeling.
Sociale partners hebben transitiedoelen geformuleerd en geprioriteerd. Deze doelen zijn er op gericht om vast te stellen hoe het vermogen op het moment van overstappen naar het vernieuwde pensioenstelsel op een evenwichtige manier kan worden verdeeld. Of en in welke mate deze transitiedoelen behaald worden, is sterk afhankelijk van de dekkingsgraad en de rentestand op het moment van de overstap. Waarbij ook rekening wordt gehouden met de wettelijke beperkingen die zijn opgelegd ten aanzien van hoe het vermogen bij specifieke transitiedoelen mag worden ingezet.
Sociale partners hebben de volgende transitiedoelen geformuleerd en geprioriteerd (waarbij ook onder de huidige regeling geldt dat met name de doelen 6 en 7 pas aan de orde komen bij een (zeer) hoge dekkingsgraad):
Sociale partners hebben samen een aantal scenario’s voor de overstap besproken. We moeten namelijk nu al afspreken wat we gaan doen als de dekkingsgraad hoger of lager is op het moment dat we overgaan naar de nieuwe regels voor pensioen. Een hogere dekkingsgraad (zoals die per juli 2023 geldt) maakt overstappen gunstiger. Vanaf een dekkingsgraad van 110% heeft het fonds voldoende vermogen beschikbaar voor een evenwichtige transitie. Ook zijn er afspraken gemaakt over scenario’s waarin de dekkingsgraad minder gunstig is.
Sociale partners zijn het eens dat de overstap pas mogelijk is bij een dekkingsgraad van 105%. Als de dekkingsgraad op het moment dat we overstappen lager is dan 105%, zal het besluit om per 1 januari 2025 over te stappen opnieuw overwogen worden. Verder is overeengekomen dat, indien de dekkingsgraad op het moment van de transitie tussen de 105%-110% uitkomt, er vanuit APG een tijdelijke compensatie is voorzien voor de medewerkers die in de minst gunstigste leeftijdscohorten vallen. Dit zorgt ervoor dat de overstap evenwichtig kan worden uitgevoerd.
In alle bovenstaande scenario’s wordt een gedeelte van het vermogen toebedeeld aan de collectieve reserves om de pensioenen de jaren na de overstap stabiel te houden.
In onderstaande Q&A hebben we de belangrijkste vragen met antwoorden geplaatst. Staat je vraag er niet bij? Stel deze dan via contact@ppf-apg.nl.